Cisterciënzer klooster
In het jaar 1156 kwam de cisterciënzer abdij van Echternach in het bezit van land op Schouwen. Deze grond grensde aan de westzijde aan de kreek Hilchers-ee , waar het latere dorp Elkerzee zijn naam aan te danken heeft. Omstreeks 1180 deed de abdij van Echternach het grootste deel van haar Schouwse landen over aan de abdij Ter Doest in Lissewege in West-Vlaanderen. Als dochterabdij stichtte Ter Doest het klooster Bethlehem. Dat was circa 1200, in ieder geval vóór 1224.
Vol huis in het klooster
Ook de daarna volgende graven verleenden dit soort vrijheden. Uit een grafelijke bede uit 1308 blijkt dat ‘de abdis van Bellem’ 205 gemeten grond in bezit had.
In 1327 woonden er teveel mensen in het klooster. Zij brachten de nodige kosten met zich mee. De kloosterbevolking mocht daarom uit niet meer dan 30 mensen bestaan. In 1389 gaf hertog Albert het convent van Bethlehem nieuwe voorrechten. Voortaan mochten zij vrij met hun molen malen en was het toegestaan om een heining rondom het land te zetten.
Deugdelijk en devoot
Antonia kwam aan het hoofd te staan van de gebouwen en 346 gemeten land, waarvan verschillende partijen verhuurd waren. Aan pacht, tienden en renten brachten deze ruim 78 ponden op. Ook bezaten de zusters nog 113 gemeten akker- en weiland die door het klooster zelf werden gebruikt.Hoewel dit een aanzienlijke som geld opbracht, moesten zij ook zware lasten dragen. Alleen al voor de jaarlijkse afdracht aan dijkgeld, sluizen, inlagen, watergeld moest ruim 135 pond betaald worden.Bovendien moesten zij tientallen personen in hun dagelijkse onderhoud voorzien. Ondanks de financiële problemen stond de tucht boven water, die: “deuchdelic ende devotelic onderhouden wert, so dat ‘t selve Convent daerbi vermaert es over ’t gheheele lant voor een eerlic besloten cloostre”(….die: deugdelijk en devoot onderhouden wordt, zo dat hetzelfde Convent daardoor in het gehele land bekend staat als een eerlijk besloten klooster).
Bethlehemkerk
In de Bethlehemkerk (1957) in Scharendijke hangt de klok uit 1465 van het klooster. Het randschrift luidt: “Maria is mijne naeme, mijn geluit is Jesus bequame”.