Het ontstaan van kloosterorden

Aan het eind van de derde eeuw begon boerenzoon Antonius in de Egyptische woestijn in afzondering te leven om zich aan God te wijden en leefde zo eenvoudig mogelijk. Hij was de inspiratiebron voor anderen die ook als kluizenaar of heremiet wilden leven. Hij gaf hen raad en hulp in hun leven van gebed. In 320 stichtte Pachomius het eerste klooster langs de Nijl. Hij gaf de monniken drie regels: kuisheid, armoede en gehoorzaamheid. Dit werd het voorbeeld voor het West-Europese kloosterwezen.

Er ontstonden verschillende kloosterorden met eigen regels. Deze waren onderverdeeld in regels voor de zogenaamde eerste en tweede orde met strenge leefregels en een derde orde. De eerste orde was voor mannen, de tweede orde voor vrouwen en de derde orde voor leken. Leken waren samenlevende kloosterlingen met minder strenge leefregels.

Graaf Dirk I van Holland stichtte het eerste Benedictijner klooster in Holland. Deze abdij van Egmond was oorspronkelijk gesticht als een vrouwenklooster maar al snel veranderde zijn zoon Dirk II het in circa 980 in een mannenklooster. De regels die Benedictus had opgesteld werden na verloop van tijd minder streng nageleefd. Bernard van Clairvaux, die leefde van 1090-1153, stelde daarom strengere regels op. De monniken die deze nieuwe leefregels gingen volgen stichtten in het Luxemburgse Cîteaux een klooster. Zij werden cisterciënzers of bernardieten genoemd.

In het begin van de dertiende eeuw ontstonden de bedelorden. Zij hadden zelf geen enkel bezit en waren volledig afhankelijk van giften. De franciscanen en de dominicanen waren bekende bedelorden. De bedelorden waren vooral in steden te vinden. Zij predikten en gaven de gelovigen zielzorg. De bedelorden hadden een grote(re) stad nodig omdat zij afhankelijk waren van giften, bedelen en het doen van eenvoudig werk. De vrouwen bedelden niet en waren afhankelijk van giften en deden eenvoudig werk binnen het klooster.

In Zierikzee waren er de Franciscaanse minderboeders en Dominicaanse predikheren. franciscanen volgden de regels van Franciscus van Assissi. De orde van de dominicanen of predikheren was gesticht door Dominicus Guzman die de regels van Augustinus volgden.

Begijngemeenschappen ontstonden in de 13e eeuw. Deze vrouwen hadden geen gelofte gedaan en waren zonder kloosterregel, maar zij leefden wel kuis en vroom. Zij voorzagen in hun eigen onderhoud door handenarbeid te doen. Ook verzorgden zij zieken en waakten bij de doden. In het begin werden zij door de kerkelijke instelling argwanend bekeken omdat zij zich ook met preken bezig hielden waarvoor zij niet gemachtigd waren. Maar door ingrijpen van vooral de graaf van Holland, die hen bescherming gaf, werden regels opgesteld die ook door de kerk aanvaard werden.

De celle- of zwarte zusters volgden de derde orde van Augustinus. Zij deden barmhartig werk. Het verzorgen van zieken en het begraven van doden was hun voornaamste taak.

Aan het eind van de 14e eeuw ontstond een beweging die de Moderne Devotie genoemd werd. Geert Grote (1340-1384) was de grote initiator. Hun doel was om terug te keren naar een leefwijze zoals de eerste woestijnvaders leefden. Na enige tijd sloten gemeenschappen zonder kloosterregel zich aan bij bestaande orden met de daarbij behorende regels.

Er zijn dan drie takken te onderscheiden.
De eerste tak waren de broeders en zusters van het gemene leven. Zij hadden geen geloften afgelegd en er was niet voor een bepaalde kloosterregel gekozen. Zij hadden hun bezittingen aan de gemeenschap geschonken, leefden in broeder- en zusterhuizen en door handenarbeid te verrichten hielpen zij de gemeenschap te onderhouden.
De tweede tak bestond uit reguliere kanunniken. Zij hadden kloosters gesticht die verenigd waren in het Kapittel van Windesheim en de Congregatie van Sion. Zij leefden volgens de drie geloften en regels van Augustinus.
De derde tak bestond uit kloosterlingen van de derde orde van Franciscus. Zij werden tertiarissen genoemd.

Orden op Schouwen

Gedurende de periode circa 1200 – 1572 waren er op Schouwen 14 kloosters actief.

De eerste Zierikzeese kloostergolf startte in de 13e eeuw. Door de ontwikkeling van de steden was er ruimte en voedingsbodem voor de bedelorden. Al vóór 1256 waren er begijnen in Zierikzee. Omstreeks 1260 is de bedelorde van de minderbroeders in Zierikzee aanwezig. In 1271-1279 vestigen de predikheren, ook een bedelorde, zich in Zierikzee. Tot 1274 waren de eksterbroeders actief. In 1311 waren er al begarden.

De tweede kloostergolf, vond in de 15e eeuw plaats. Vóór 1443 vestigen de cellezusters en vóór 1490 de grauwezusters zich in Zierikzee. Het Bernardietenklooster werd in 1470 vanuit Antwerpen gesticht. Vóór 1490 werd het Driekoningenklooster met regularissen gesticht.

Op het platteland werden alleen in Schouwen kloosters gesticht. Duiveland bleef zonder kloosters. In Haamstede treffen we de grauwe zusters aan in het Noordklooster met een eerste vermelding in 1487.

In Burgh, waar al in 1271 Begijnen en vanaf 1459 dominicanessen in Leliëndale verbleven, in Elkerzee de cisterciënzerinnen van Bethlehem vanaf circa 1200, in Noordgouwe de kartuizers van Sion vanaf 1432 en in Rengerskerke het eveneens Bethlehem genaamde, ongewijde klooster tussen 1476-1485 met reguliere kanunniken.
Gedurende de Reformatie sloot op 8 augustus 1572 Zierikzee zich aan bij prins Willem I. Al de kloosterinstellingen worden onteigend en vallen dan onder de Zeeuwse geestelijke goederen. Tussen 1581 en 1591 werden alle geestelijke goederen verkocht.

Een korte opleving van o.a. predikheren en kartuizers was er tussen 1 juni en 3 november 1576. In die korte periode was Zierikzee door de Spaanse troepen bezet.

Hierna was er geen kloosterleven meer op Schouwen Duiveland …tot 1877!

Ruim driehonderd jaar nadat de kloosterlingen Zierikzee verlaten hadden, betrokken franciscanessen een leegstaand pand aan de Oude Haven. Het pand werd op 30 juni 1877 aangekocht voor ƒ 10.101,-. De weduwe Cornelia Schillemans-de Wit financierde de aankoop. Zij overleed op 2 juli 1885 op 73-jarige leeftijd. Naar haar werd het huis het ‘St. Cornelia Liefdehuis’ genoemd.

DE CORNELIASTICHTING
In januari 1946 werd de naam gewijzigd in ‘de Corneliastichting’ waarna al snel officiële erkenning als ziekenhuis door de ziekenfondsraad volgde. In 1952 omvat het ziekenhuis drieëndertig bedden en zijn er zo’n dertig zusters inwonend.

HONDERD JAAR
Bij het honderdjarig bestaan op 10 oktober 1977 kregen directrice zuster Assunta van Paradijs en zuster Dymphna de zilveren eremedaille van de stad Zierikzee. Dankzij vele giften was het mogelijk om kunstenaar Ad Braat uit Zierikzee de opdracht te geven om een bronzen reliëf te maken dat op 14 april 1978 onthuld werd. Van het resterende geld werd een kleurentelevisie gekocht en konden de zusters een dagje op reis.

AFSCHEID LAATSTE KLOOSTERLINGEN
Per 1 januari 1979 wordt de Corneliastichting overgedragen aan een nieuw stichtingsbestuur. Op 12 mei 1979 namen de laatste zusters afscheid en zwegen de kloosters op Schouwen Duiveland

Tot 2014, het ontstaan van het initiatief Kloosterwelle

 

Plaats en naam Orde Periode

Elkerzee “Bethlehem” cisterciënzerinnen vóór 1224-1572
Burgh “Leliëndale” begijnen vóór 1271-1459, dominicanessen 1459-1569
Noordgouwe “Sion” kartuizers 1432-1572
Rengerskerke “Bethlehem” reguliere kanunniken 1476-ca.1485
Haamstede “Noordklooster” franciscanen vóór 1487-1572
Zierikzee ‘‘Begijnhof’’ begijnen vóór 1256-1572
Minderbroederklooster franciscanen vóór 1260-1572
Eksterbroederklooster augustijnen 1271-1274/1286
Predikherenklooster dominicanen 1271/9-1572
“Sint-Aagtenhuis” begarden 1311-1483
Cisterciënzers na 1483
“Bernardyte” cisterciënzers 1470-1572
“Driekoningenklooster’ regularissen ca. 1430-1572
“Swarte Susterhuys” augustijnen vóór 1443-1580?
“Nazareth” franciscanen (1430)1490-1572
termijnhuis karmelieten 1254-1572
Engelse vluchtelingen birgittinessen (niet actief)1563-1567
Noordwelle “Kloosterwelle” 2014 – ….