Eerste klooster Leliëndale
Aleid, de tante van graaf Floris V, legateerde in haar testament uit 1271 een bedrag aan de Burghse begijnen. Ze kregen 10 Vlaamse ponden toebedeeld. De “begghinis in Lieliendale” zullen er blij mee zijn geweest.
Paardenstal bij Klooster
Een gezelschap van 7 personen te paard vertrok na de stormvloed van 5 november 1530 vanuit Zierikzee naar Schouwen. Het betrof een keizerlijk commissie die de schade op moest nemen. Het verslag dat zij opmaakten, meldde: “Alzoet avent begost te woirden, soe zijn wij van Westenschouwen wederom gereden noertweert up langes de duynen tot in een jouffrouwecloesterken, genoempt Leliëndaele, liggende tusschen Burght ende Haemstede, in welcke cloesterken wij dien nacht zijn ghebleven” (Toen het avond werd zijn wij van Westenschouwen langs de duinen verder noordwaarts gereden, tot aan een nonnenklooster, genaamd Leliëndale, liggend tussen Burgh en Haamstede, alwaar wij overnacht hebben). Door deze mededeling weten we dat het klooster een gastenverblijf had en een paardenstal. De volgende dag gingen zij verder naar Renesse.